Caroline (37): In de ziektewet en volop genieten van festivals

Een paar maanden geleden belde ik huilend mijn huisarts op. Alles was duister, ik had geen energie, geen zin, en zag nergens een reden voor. Ik kreeg de diagnose: depressie. Het advies was om rust te nemen. Ik werd ziekteverlof gegeven en ineens had ik alle tijd van de wereld.

De eerste weken was ik te vinden op de bank. Ik staarde naar het plafond en voelde schuld omdat ik niets uitvoerde. Maar tegelijkertijd voelde ik opluchting. Geen doelen meer, geen e-mails, geen vergaderingen vol holle woorden. Alleen maar stilte. Het was alsof ik eindelijk weer kon ademhalen.

Toen brak dat ene weekendfestival aan. Een vriendin had een extra kaartje. “Je hoeft niets te doen,” zei ze. En ik ging. Het was alsof ik weer tot leven kwam. De bas die door m’n lijf raasde, de zon die op mijn gezicht scheen, mensen die gewoon leefden.

Vanaf dat moment werd ik verslaafd. Niet aan medicatie, therapie, of zelfhulpboeken, maar aan dansen, biertjes, techno en vrijheid. Festivals zijn voor mij het enige moment waarop ik weer voel dat ik mens ben — geen patiënt, geen last, geen statistiek in een Excel-bestand.

Ziek zijn betekent niet dood zijn

Je denkt vast: “Ziek in je hoofd, maar wel naar Lowlands?” Ja, dat klopt helemaal. Want ziek zijn wil niet zeggen dat ik opgesloten moet blijven in mijn woonkamer, omringd door dikke sokken en gevangen in een deken van schuldgevoel.

Er is een misvatting dat mensen met een depressie niet mogen lachen. Dat wij geen plezier mogen hebben, geen nachten mogen doorhalen met dansen of genieten. Maar wat als juist dat plezier de medicatie is die werkt? Niet in een pilletje, maar in een festivalprogramma.

Ik ben niet lui. Ik ben uitgeput. En ik ben ook niet gek. Ik zoek gewoon naar licht in de duisternis, en soms knippert dat licht boven een dj-tafel. Dus ja: ik ben ziek, maar ik leef ook nog.

Eerlijk gezegd voel ik me soms schuldig. Vooral als ik maandagochtend foto’s terugzie en weet dat mijn collega’s een back-to-back meetingmarathon hadden. Maar dan vraag ik mezelf ook af: waarom zou ik me schamen voor het enige dat me op de been houdt?

De werkdruk heeft me kapotgemaakt. Altijd bereikbaar moeten zijn, eindeloze vergaderingen zonder inhoud. En opeens realiseer ik me: buiten dat systeem bestaat er ook leven. Stilte én muziek. Ziek zijn heeft me dat laten inzien.

Om eerlijk te zijn voel ik me ook bevrijd. Geen vaste kantoortijden meer, geen werkstress, geen spreadsheets die mijn ziel leegzuigen. Natuurlijk komt er een dag dat ik weer aan de slag moet. Maar nu? Nu dans ik zolang ik kan.

Ben ik fout, of gewoon eerlijker dan wie dan ook?

Sommige mensen walgen van mijn verhaal. “Profiteur!” roepen ze. Of: “Als je naar festivals kunt gaan, kun je ook werken.” Maar wat weten zij nu van depressie? Wat weten zij van de leegte die je opvreet?

Mijn huisarts zegt: herstel is persoonlijk. Voor de één betekent dat wandelen met de hond, voor mij betekent het drie dagen dansen onder lasers. Waarom zou dat niet mogen? Omdat het niet in het beeld past dat jij van ziek zijn hebt?

Ik bedrieg niet. Ik ben op mijn manier aan het herstellen. Als het alternatief is dat ik thuis zit te piekeren of ik dit leven nog aankan, dan kies ik liever voor een dansvloer.

En weet je wat pas echt ziek is? Dat we in een maatschappij leven waar pas rust mag als je totaal uitgeput bent. Waar je pas mag genieten als je presteert. Waar je moet lijden in stilte om serieus genomen te worden.

Misschien is het tijd dat we eerlijker worden. Over hoe we ons echt voelen. En over hoe herstel eruitziet voor mensen die niet in het standaardplaatje passen. Misschien ben ik geen zwakkeling, maar gewoon iemand die eindelijk voor zichzelf kiest.

Oordeel maar. Maar zolang ik me beter voel op een festival dan in een therapiepraktijk, blijf ik gaan. Want liever een dansende depressieve vrouw dan een gebroken werknemer in stilte. Misschien ben ik ziek, maar ik leef weer.

Scroll naar boven