Als je naar een persoon kijkt, lees je meteen allerlei signalen af over wie iemand is. Maar blijft alleen het skelet over, dan wordt dat ineens een stuk lastiger. Toch vertellen botten meer dan je zou verwachten. Een van de eerste vragen die forensisch antropologen en archeologen stellen is: hebben we hier te maken met een man of met een vrouw?
Kijk naar de illustratie met twee skeletten, A en B. Ze staan hetzelfde, de botten lijken vergelijkbaar en er valt op het eerste gezicht weinig op. Toch is er één onderdeel dat bijna altijd de doorslag geeft. Dus: welke van de twee is een vrouw?

De oplossing
Om het biologische geslacht uit een skelet af te leiden, kijk je vooral naar het bekken. Daar zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen het duidelijkst. Een vrouwelijk bekken is doorgaans breder, met een rondere bekkenopening en meer ruimte tussen de heupbeenderen. Dat hangt samen met zwangerschap en bevalling: het lichaam moet ruimte bieden voor de doorgang van een baby.
Met die kennis valt op dat skelet B een breder en ronder bekken heeft dan skelet A. Dat is de sterkste visuele aanwijzing dat B een vrouw is. Skelet A heeft juist een smaller en hoger bekken, wat meestal past bij een mannelijk skelet.
Kortom: skelet B is de vrouw.
